Algemene verschijning
De meeste mensen die een cocker ontmoeten, zijn snel gecharmeerd door zijn bekoorlijke uiterlijk. De Engelse Cocker Spaniel is dan ook een elegante hond met een aristocratisch hoofd.
Zijn mooie belijning, zijdeachtige vacht en bevedering en zijn adellijke houding maken van de Engelse Cocker een glamoureuze verschijning.
 |
|
 |
Liljenthal’s Fourroses aka “Rosie” |
|
Sierra Blanca’s Wish Me Luck aka “Sidney” |
De donkere ogen hebben een zachtaardige maar intelligente uitdrukking.
Het haar is middellang en de benen en onderkant van het lichaam zijn goed behaard. Het haar is glad en zijdeachtig, nooit gegolfd of stug. Het haar is niet te overvloedig aanwezig en zeker niet krullend.
De Engelse Cocker Spaniel is evenredig gebouwd, compact, stevig, beweeglijk en sportief.
Het is een sterke hond die ondanks zijn klein formaat de prestaties van een grote hond levert.
Hij hoort een vierkant lichaam te hebben. Hiermee wordt bedoeld dat de afstand van de schouderpunten tot de grond zo goed als gelijk hoort te zijn aan de afstand van de schouderpunten tot de staartaanzet.
De cocker hoort “in balance” te zijn zonder enige vorm van overdrijving.
Wanneer het lichaam te kort wordt, de schouder te recht en de voorborst te afgevlakt dan wordt het gangwerk vertraagd en kan de hond geen grote stappen meer nemen waardoor hij niet meer in staat is om datgene te doen waarvoor hij gefokt werd. In de engelse rasstandaard wordt dit als volgt omschreven : “he needs to cover ground very well”.
Zijn opgewekte karakter vertaalt zich in een voortdurend kwispelende staart.
Rasstandaard
Hoofd:
De Engelse cocker heeft een gedistingeerd hoofd.
Het hoofd is licht koepelvormig en de schedel ovaalvormig.
De occiput ( = achterhoofdsknobbel = benige heuvelrug op het schedeldak) is zichtbaar maar niet zo uitgesproken als bijvoorbeeld bij een Ierse Setter.
De stop (= punt tussen de ogen, halfweg tussen de neus en de occiput) is duidelijk zichtbaar zonder overdrijving.
De schedel heeft zuivere lijnen en is niet rond of vlezig noch sterk gebeend.
Schedel en voorsnuit moeten in balans zijn en het hoofd moet in verhouding zijn met de rest van het lichaam. Een uitgesproken fijn hoofd op een zwaar gebouwde hond of vice versa is ongewenst.
Ogen:
Donkerbruin of bruin is de vereiste kleur. Ogen zouden niet licht mogen zijn en moeten harmoniëren met de vachtkleur. De oranjeschimmels en de bonte cockers hebben soms een donkere hazelnootkleurige kleur en bij de leverkleurigen zijn de ogen een beetje lichter dan bijvoorbeeld bij de blauwschimmels. De standaard laat dit toe.
De ogen hebben een zachte, levendige uitdrukking en verraden een open en eerlijk karakter.
De ogen zijn licht ovaal en niet vol. Een vol oog zou gevaarlijk zijn bij de jacht en tot kwetsuren kunnen leiden bijvoorbeeld bij het opstoten in braamstruiken.
Een amandelvormig oog of een zeer smal oog wordt als fout aangeduid.
De oogranden moeten goed aansluiten zodat zaden en stof geen gevaar opleveren wanneer de cocker gaat jagen.
Oren:
De oren zijn laag aangezet : op ooghoogte en reiken tot de neuspunt.
De oren zijn lobvormig.
Op volwassen leeftijd zijn de oren bedekt met zijdeachtig haar.
De oorkleur moet gelijk zijn aan de eenkleur van de “markings” vb. bij de blauwschimmel moet de oorkleur zwart zijn. Een witte streep, een halfwit of een wit oor is onwenselijk voor tentoonstelling.
Gebit:
De goedgevulde bovenlippen hangen over krachtige kaken.
De Engelse Cocker Spaniel heeft een schaargebit : de tanden staan op een regelmatige lijn en de boventanden overlappen dicht de ondertanden.
Boventanden die te ver vóór de ondertanden staan of ondertanden die vóór de boventanden staan, zijn ernstige fouten.
De Cocker heeft een “zachte” mond en moet in staat zijn om het wild “gentle” of zacht te dragen en niet te beschadigen.
Neus:
De neus moet zo donker mogelijk zijn, in de meeste gevallen zwart.
Een “snow” nose (= een roze gekleurde neus ) komt soms voor bij honden met veel wit in de vacht. Dit is onwenselijk en wijst op een te kort aan pigment. Het is wenselijk om enkel te fokken met honden met een sterk pigment.
Hals:
De hals is middelmatig lang. Hij moet de hond toelaten zijn last gemakkelijk te kunnen opnemen. De hals moet voldoende gespierd zijn zodat de hond het jachtwild over hindernissen, door water en over een langere afstand kan apporteren.
De hals is lang genoeg om het hoofd elegant te dragen zonder enige vorm van overdrijving want een te lange hals brengt de hond uit balans.
De keelhuid is droog = niet los en zonder uit te zakken.
Ledematen:
De hals gaat over in keurige schuine schouders die naar achteren geplaatst zijn.
Het schouderblad maakt een duidelijke hoek tot de bovenarm.
Met een goede schouderligging heeft de hond automatisch een goede voorborst.
De cocker moet een goed “uitgrijpend” gangwerk vertonen want indien hij enkel kleine snelle pasjes zou kunnen nemen, zou hij snel moe worden.
De cocker heeft rechte voorbenen en geen korte opperarm want dit zou de stappen inkorten.
 |
|
 |
Knie – en spronggewricht vertonen goede hoekingen. Met een goede buiging in het achterkniegewricht en een goede hoeking in de hak moet de cocker soepel kunnen kruipen om in de struiken wild te zoeken en op te stoten.
De achterpoten moeten goed wijd van elkaar staan met een mooi geronde achterkant en de hakken mooi apart. Bovendien zijn de achterpoten goed gespierd aangezien het hier is dat de stuwkracht van de cocker vandaan moet komen.
De beenderen zijn niet fijn maar substantievol om het goedgeribde lichaam te dragen en de cocker toe te laten een ganse dag te werken.
De hond staat niet hoog op zijn poten.
Lichaam:
Het lichaam ziet er sterk en compact uit, kort en diep.
De ribben zijn goed gewelfd en de borst is diep zodat er voldoende ruimte is voor hart en longen want daar maakt deze actieve atleet intensief gebruik van.
De voorpoten staan niet te wijd van elkaar want dit zou te veel energie vragen bij sprinten en inspannende acties maar ze mogen ook niet te dicht bij elkaar staan waardoor er onvoldoende plaats zou zijn voor de ribbenkast en dit zou de hond dan weer hinderen in zijn bewegingsvrijheid.
De lendenen zijn kort. De croupe is licht gerond.
 |
Wat is de croupe ? |
 |
De bekkengordel is opgebouwd uit drie beenstukken namelijk het kruisbeen en de beide heupbeenderen. Deze bekkengordel is met dikke sterke spieren bedekt die van de wervelkolom en het bekken naar de beenderen van de achterpoten gaan. Daarbij komt de staartaanzet met krachtige staartwervels en spieren. Dit hele beeld is met vet, bindweefsel en huid bedekt. Al deze delen geven de croupe zijn vorm |
Voeten:
De voeten zijn stevig en goed gesloten met dikke voetzolen.
Staart:
De staart wordt lichtjes lager maar parallel gedragen met de ruglijn en wordt nooit hoger gedragen.
Gangwerk:
Het gangwerk is stabiel en evenwijdig, met grote stuwkracht. 
Vacht:
De vacht is glad en zijdeachtig met overvloedige bevedering aan de voorbenen , het lichaam en de achterbenen boven de hak. Het haar is nooit stug, golvend of gekruld.
Kleur:
De Engelse Cocker wordt in verschillende kleuren gefokt en bij de éénkleurige honden is wit uitsluitend toegelaten op de borst.
 |
 |
Zwart |
Zwart-wit |
|

|
Blauwschimmel |
Blauwschimmel met tan |
 |
 |
Chocolate |
Bruinschimmel of leverschimmel met tan |

|

|
Oranjeschimmel |
Oranje-wit |
Bovenstaande afbeelding toont van links naar rechts en boven naar beneden de volgende kleuren :
- blauwschimmel
- blauwschimmel met tan
- zwart-wit
- zwart-wit met tan
- lever -of bruinschimmel
- lever -of bruinschimmel met tan
- lever-wit
- lever-wit met tan
- oranjeschimmel
- oranje-wit
- chocolate
- chocolate met tan
- zwart
- zwart met tan
- rood
De schimmels kunnen donker tot heel donker zijn of heel licht en de rode cocker kan meer naar blond of goud neigen.
Schofthoogte:
Reu 39-41 cm
Teef 38-39 cm.
Gewicht :
12,5 – 14,5 kg
De levensverwachting van de Engelse Cocker Spaniel is tussen 12 en 15 jaar.
Bronnen :
Les Cockers anglais et américains – G. Tabo
Rasbeschrijvingen Eukanuba, Royal Canin
Kennel Club UK Cocker Spaniel
ECSCN
BECC
|